155. Dan, kiest Mozes zeventig personen uit zijn volk om op vastgestelde tijd en plaats naar toe te gaan (om vergiffenis te vragen doordat zij de naast waarlijk God Allah, kalf als de god hebben aanbeden en gediend en Allah daarmee vereenzelvigd, sjierk hebben gepleegd); dan begint een hevige aardbeving hun te schudden (omdat zij aan Mozes vroegen om Allah met blote ogen te willen zien in plaats van om vergiffenis te vragen van Allah). Op dit moment smeekt Mozes (tot zijn Rab Allah):” O mijn Rab (allemachtige, mij enige God Allah)! Als U had gewild, had U mij en dezen eerder ook gemakkelijk kunnen bestraffen (en kunnen vernietigen). (O Allah )Gaat U nu vanwege sommige onverstandige dommen, ons nu helemaal vernietigen? Het kalf aanbidden is ook niets anders dan een beproeving van U. Door deze beproeving kunt wie U wilt op de afgedwaalde pad laten blijven (omdat zij met hun verstand wat kiezen mogelijk maakt, uit vrijheid gekozen hebben voor de slechte), en wie U wilt op de juiste pad laten blijven (omdat zij uit vrijheid en uit oprecht de goede hebben gekozen). U bent onze helper en U bent op wie wij vertrouwen. (O onze Rab) Vergeef ons en toon genade; want U bent de echte vergiffenisvolle.”
163. (O Profeet) Vraag aan die Joden, wat die volk dat aan de zeekust (Akaba baai) leefde overkomen is. Destijds stroomden de vissen als kudde uit de zee aan de kust op zaterdag (Sebt) wat verboden was om te vangen, andere dagen kwamen zij niet tevoorschijn (wanneer het niet verboden was om ze te vangen). Omdat zij op zaterdag de vissen vingen wat verboden was (omdat de vissen andere dagen niet kwamen), hebben zij het verbod geschonden en grensoverschrijdend gedragen. Wij beproefden zij op deze wijze als gevolg van de slechte handelingen (zondes) dat zij verrichtten (voor de zoveelste keer).
164. Toen een groep uit hun zei,” waarom geven jullie adviezen aan een volk waarvan Allah ze zal vernietigen of een zware straf zal geven?” Als reactie hierop zeiden zij (de advies gevers) tegen de overtreders die zaterdag verbod schenden,” allereerst doen wij dit om niet verantwoordelijk te zijn tegenover onze Rab en dat zij (door de adviezen en de waarschuwingen dat wij geven) misschien het verantwoordelijkheidsgevoel kunnen bereiken (zodat zij de verdorvenheid verlaten en de bevelen van Rab Allah nakomen).”
165. Maar helaas trokken die zondaars niets van de adviezen en de waarschuwingen aan. Vervolgens hebben Wij diegenen uit die volk gered van de bestraffing omdat zij het kwaad (het niet uitvoeren van de bevelen van Rab) probeerden te voorkomen (door adviezen en waarschuwingen te geven); als gevolg van het afdwalen van de juiste pad (door opstandig gedrag tegenover de Rab te tonen en niets van de waarschuwingen aantrokken) hebben Wij de zondaars hevig bestraft.
166. Doordat zij vastberaden de verboden dingen bleven uitvoeren hebben Wij gezegd (tegen de joden, Israelieten), “Wees veracht als de apen! (En leef voortaan veracht en in gevangenschap op deze vernederde manier).
166. Volgens de meeste Islam geleerden is deze groep daadwerkelijk als wonder, fysiek tot apen veranderd als bestraffing, als lering voor de volgende generatie, als we de tekst letterlijk overnemen. Want Allah zegt niet “ jullie zijn net als apen” maar “ wees apen!” Met andere woorden, er vindt dus gedaante verandering plaats want elders in de Koran vermeld Allah “ als Allah zegt wees en het wordt”. Van andere kant kan tegelijkertijd met apen ook bedoeld zijn; zij willen van alles, springen van ene tak naar de andere tak, na-apen enzovoort. Als we deze aapse karakter overbrengen naar een mens, in dit geval voor de zonen van Israël; herhaaldelijk in opstand komen tegen de Rab, daarna berouw doen, daarna zondigen, ondanks het bevrijd worden van de slavernij en van de Farao, de zee oversteken vergeten zij deze gunsten en gaan een kalf aanbidden, de bevelen achterwege laten, arrogantie gedrag enzovoort. En dit gaat zo maar door. Later trekken zij niets van de zaterdagverbod (Sebt) aan en doen de meesten alles tegen de wetten van Rab (alsof zij met de Rab bespotten). Met andere woorden, voor een mens is dit werkelijk een minachtende toestand.
167. (O Profeet, herinner die Joden, want) Toen heeft jouw Rab ook vermeld dat Hij mensen tevoorschijn zal doen komen die hun grote pijn en ellende zal bezorgen tot het vergaan van het heelal. Ongetwijfeld is jouw Rab (wanneer Hij wil) snel met bestraffen maar tegelijkertijd ook erg vergiffenisvol en menslievend (barmhartig, goedheid, tegen de dienaren die innig uit hart berouw doen en zich volledig onderwerpen tot Allah Rab).
168. Wij hebben de zonen van Israël op aarde veroordeeld om in verscheidene geografie in verschillende groepen van elkaar gescheiden te leven. Sommige onder hun waren goede, gehoorzame mensen; andere deel was niet zo. Diegenen die ongehoorzaam (en opstandig gedroegen), hebben Wij om ze op de juiste pad te leiden beproefd zowel met welvaart en overvloed aan voedsel en (of) hebben zij te kampen gehad met tekortkomingen en (diverse) problemen.
169. Na verloop van tijd heeft een andere slechte generatie hun plaats overgenomen. Een generatie dat de boek (Thora) geërfd hebben, zijn ze (ondanks Thora wetten) regelmatig bezig geweest met (het achterhouden van deze wetten of door deze wetten te veranderen en of te wijzigen in eigen voordeel maar tegen de wetten in) ongeoorloofde verdiensten zoals omkoperij gaan doen door te beweren: “Omdat we verkozen volk zijn, zal onze zondes na berouwen toch wel vergeven worden.” (Later doen zij zogenaamd berouw maar weer gaan zij door wat hun wil en begeertes zegt). Zodanig dat zij zulke verdiensten op geen enkele manier voorbij lieten gaan (en vergaten zij hun berouw). Goed, maar, was er geen afspraak gemaakt in het heilige boek (Thora) dat zij alleen de oprechte en de waarheid moesten toeschrijven aan Allah wat in overeenstemming was met de Thora (wil, begeertes, hebzucht en opstandigheid wat niet overeenkwam met de Thora moesten verlaten)? Hadden zij de wetten in de Thora niet herhaaldelijk gelezen en geleerd? Iedereen die verantwoordelijkheidsgevoel heeft tegenover Allah (de bevelen zonder opstand nakomen), dient geweten te worden dat de beste (van het twee leven), de allerbeste, de hiernamaalse leven is. Waarom gebruiken jullie nog steeds niet je gezonde verstand (om de waarheid te kunnen begrijpen)?
170. Wat betreft de Joden die de bevelen van het boek (Thora) met oprecht volgen, de salat (vijf dagelijks gebed) zorgvuldig uitvoeren, dienen bewust te zijn dat zulke goed verrichtte daden, Wij de beloning absoluut niet zullen verspillen (en zeker de beloning in het hiernamaals als de paradijs zullen geven).
171. Destijds hadden Wij de berg (Sinaï) als het ware als een schaduw op de zonen van Israël doen verheven. Zij dachten dat de berg op hun zou vallen. Juist op dat moment hadden Wij bevolen:” Houd de openbaringen (Thora) dat aan jullie gegund is goed vast, knoop de wetten goed in de oren en wees op deze wijze (verantwoord) als diegenen die het opstandig gedrag vermijden tegen Allah.”
172-73. (O Profeet) Toen jouw Rab de mensen via de ruggengraat uit de zonen van Adam naar het bestaan liet komen, vroeg Hij:” Ben ik niet de Rab (Schepper, Bestuurder, de Koning) van jullie? Antwoordden zij over zichzelf getuigend; ”Ja, U bent onze Rab! (Op deze wijze heeft Allah de mensheid van geboorte af de bekwaamheid gegeven om Zijn bestaan en eenheid te accepteren). Deze getuigenis is gedaan om in het hiernamaals leven niet te zeggen en geen excuus te maken als “Wij wisten hier niets van af, of onze voorouders hadden andere wezens tot goden met Allah vereenzelvigt. Wij zijn generaties dat later na hun op de wereld zijn gekomen (en hadden hun weg gevolgd). O onze Rab! Vanwege de fout dat onze voorouders deze verdorven geloof hebben laten ontstaan (en wij deze hebben geleefd), gaat U ons daarom vernietigen?”
174. Om de (verkeerde) pad wat zij volgen te verlaten (dat zij van hun voorouders als erfenis hebben meegenomen) en zich te richten tot de pad van Allah, leggen Wij de openbaringen gedetailleerd uit (zodat zij de kern van de zaak met betrekking tot de reden van de schepping/bestaan kunnen begrijpen).
175-176. (O Profeet!) Vertel (die Joden) ook over de persoon waarvan Wij de bewijzen aan hem hadden gegund (betreffende de kennis over de inhoud van de openbaringen en wetten). Want die persoon had ondanks al die kennis de rug toegekeerd tegen de bewijzen, op deze manier volgde hij de satan en was volkomen doldriftig geworden en afgedwaald van de oprechte pad.
Als Wij hadden gewenst konden Wij hem (als hij de rug niet had toegekeerd) met deze bewijzen (en kennis) verhogen. Maar helaas ging hij zijn wil en lusten achterna (verslavend aan de wereldse begeertes). Zijn situatie lijkt op deze hond: of je nou op hem afgaat of je laat hem zijn gang gaan en doet niets, dan nog zal die met hangende tong blijven blaffen en hijgen. Situatie van diegenen die onze verzen loochenen lijkt op deze.
(O Profeet!) Vertel deze gelijkenis; misschien halen deze ongelovigen (ontkenners) hier lering uit om innig uit hart te geloven (over de openbaringen wat de Rab Allah aan zijn profeet Muhammed verkondigt) en te accepteren.
175-176. Volgens de bronnen leefde deze persoon in de tijd van Mozes en was een Israëliet en heette Bel‘am b. Bâûrâ. In de Thora wordt het vermeld als Bileam de zoon van Beor, te Pethor (numeri 22/5-25) Jozua (13/22), profeet (petrus 2e brief 2/15. Volgens de bron van de Yahvist is hij een Midjaniet. Hij geloofde in God en stond goed aangeschreven onder het volk, volgens sommigen is hij een waarzegger. Moab koning Balak hoort dat de zonen van Israel naar Kanaan (Palsestina ) rukken en vraagt hulp van Bileam zodat hij gebed kan doen aan God om vloek uit te spreken om ze tegen te houden. Bileam zegt dat het alleen met toestemming van de Heer kan, maar krijgt geen toestemming van de Heer. Nogmaals doet koning Balak beroep op Bileam en volgens sommige bronnen krijgt hij toestemming van de Heer, en volgens andere bronnen niet en gaat zonder toestemming van de Heer en doet wat de koning zegt. Weer uit sommige bronnen geeft Bileam toestemming dat de zonen van Israel met de Moab vrouwen ontucht mogen plegen, het vereren aan hun goden. (numeri 25/1-3) Later is hij gedood door de zonen van Israel (numeri 31-8, Jozua 13/22).
Uit de bovenste Koranische verzen vermeld Allah dat hij niet gehandeld heeft puur uit wereldse begeertes en is hierdoor bestraft/vernietigd.